-
1 honesty
n. eerlijkheid, oprechtheid, integriteit, openheid; kwaliteit van eerlijk te zijn; reinheid; (Botanie) Europese plant met fragrante paarse of witte bloemen en platte zilverachtige zaadpeultjes[ onnistie]♦voorbeelden: -
2 pay
n. salaris; loon--------v. betalen; lonen; moeite waard zijnpay1[ pee] 〈zelfstandig naamwoord; ook attributief〉1 betaling♦voorbeelden:————————pay2♦voorbeelden:pay down • contant betalenit doesn't pay • het is de moeite nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betalen ⇒ afbetalen, vergoeden♦voorbeelden:pay a dividend • een dividend uitkerenpay down • als voorschot betalenpay over • (uit)betalen3 pay attention • opletten, aandacht schenkenit didn't pay him at all • het bracht hem niets op -
3 honesty is the best policy
-
4 it pays to be honest
См. также в других словарях:
Ehrlich (Adj.) — 1. Besser ehrlich gestorben, als schändlich verdorben. – Simrock, 1853. 2. Besser ehrlich gewichen, als schändlich gefochten. – Winckler, IV, 94. 3. Ehrlich gelebt und selig gestorben, heisst auf Erden genugsam erworben. 4. Ehrlich hält ewig,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon